Geef jezelf de ruimte!
'Wees menselijk als je origineel wilt zijn, want dat is niemand meer.'
Maar hoe kunnen we menselijk zijn als niemand anders dat meer is?
Dat is heel simpel! Gun jezelf de ruimte!
Ik ben geleidelijk gaan begrijpen dat daar de sleutel ligt, toen het tot me door begon te dringen dat daar de sleutel ligt, toen het tot me door begon te dringen hoe vaak wij worden beoordeeld, bekeken en beschreven om uiteindelijk te worden geselecteerd, of niet.
Geselecteerd voor die opleiding, dat werk, deze functie... Wij hebben een mensbeeld aangeleerd waarin wij geen gemoedstoestanden mogen hebben, geen problemen mogen kennen, geen twijfels. Het is de hoogste tijd om onszelf de ruimte te gunnen. Onszelf toe te staan menselijk te zijn.
Maar hoe doe je dat?
Het gaat er niet om letterkundige gedachten te ontwikkelen, maar te herkennen wat elementair is, de emotie daarin te ontwikkelen als een acteur, die emotie te voelen afdalen naar de ribben, vooral die naast de buik. Daar immers zetelt de ziel, de zonnevlecht. Menselijk zijn betekent terugkeren naar die basis - naar iets wat dieper in ons zetelt dan onze prestaties, onze successen of onze mislukkingen. Dat vergt moed! Want onze menselijkheid leren kennen, betekent ontdekken dat we geraakt, gekwetst en onroerd kunnen worden....
En dat vinden we eng. We zijn bbang dat we onaangepast worden als we dat gevoelige punt te dicht naderen. Dat we dan te kwetsbaar worden. En we vinden dat we ons dus zo snel mogelijk moeten bepantseren. Een schild moeten dragen. Ons eigen hart moeten smoren. Terwijl juist het tegenovergestelde waar is: juist de angst om te leren wie we zijn brengt ons uit evenwicht en maakt ons hard, gemeen en wreed.
- Fabrice Midal
Ruimtewinst
'Ademen, gij onzichtbaar gedicht!
Wereldruim, immertoe pure inruil van eigen zijn.
Tegenwicht, waarin ik ritmisch kan duren.
Enige golfslag, waarmee een zee in mij meerdert,
Minst overvloedige van de vermoedbare zeeën,-
Ruimtewinst.
Hoeveel van die ruimten reeds waren als oorden
Binnen in mij. Sommigen van die ruimten reeds waren als oorden
Binnen in mij. Sommigen winden zijn als mijn zoon.
Herkent ge mij, lucht, nog vol van mijn vroegere woon?
Gij, eens gladde bast,
Ronding en blad van mijn woorden.
- Rike
Come as you are
Weet je wat het kemerk is van werkelijk grote schrijvers?
Hun vermogen om ons telaten zien wat wij, stuk voor stuk, voor kleinzieligs en middelmatigs in ons hebben. Dat is het grote talent van een Dostojevski, een Proust. Ze onthullen ons alle bochten en omwegen van onze listen en leugens, onze lafheid, onze jaloezie....
Dat doen ze niet uit wreedeid of radeloosheid, maar om de diepste werkelijkheid van ons bestaan te beschrijven. En voor ons is het troostrijk om eindelijk de complexiteit maar ook de schoonheid van ons leven te bevatten.
Slechte schrijvers beperken zich tot oppervlakkige emoties. Soms verstikken ze ons zelfs met hun valse beloften van geluk. In tegenstelling tot wat men doorgaans denkt, worden de eerstgenoemde schrijvers bewogen door een oneindige tederheid waarmee ze de mens in al zijn dimensies kunnen bezien, terwijl de tweede soort schrijver er simpelweg geen toegang toe heeft. Diep van binnen zijn zulke schrijvers bang. Bang voor het echte leven. Bang voor hun eigen hart.
The Ultimate seer
There is no point in reading these words without taking the step,
To find out who/ what is the ultimate seer deep within.
If you glide over these words without taking an earnest look within,
You are thrrowing away the precious diamond that existence can give you.
Your natural state is this emptiness and if there is direct experience of this,
Even the definitions of emptiness fall short.
- Jac O'Keeffe
Mens zijn, meer niet
Orwelk vraagt ons niet alleen te erkennen dat volmaaktheid niet van deze wereld is, maar ook te begrijpen dat we door naar volmaaktheid te streven ontkennen wat het betekent om mens te zijn. Het is een verwarrende uitspraak. Al eeuwenlang vraagt een belangrijke denkrichting ons immers te streven naar een staat van volmaaktheid.... die gelijkgesteld wordt aan een soort onthechting of het laten overheersen van ons hele wezen door het rationeel denken.
En dan zijn we allemaal vol berouw dat we niet wat volmaakter zijn! We denken dat we gelukkiger zouden zijn als we dat wel waren. Daar vergissen we ons in: zo uitte je bijvoorbeeld ongezouten kritiek op iemand. Eigenlijk was je gekwetst omdat de ander niet dezelfde idealen bleek te hebben als jij. Nu heb je spijt. Goed zo! Je komt in contact met de diepere gronden van je bestaan.
In plaats van jezelf altijd maar te verwijten dat je niet voldoet aan jouw ideaal van volmaaktheid - altijd rechtvaardig zijn, altijd nauwkeurig zijn - kijk je eerlijk in de afgrond van je eigen bart. En daarmee kun je oprechte tederheid voor jezelf gaan ontwikkelen. Ja, soms ben je onhandig, soms ben je onaangepast, en soms ben je een beetje dom.
Houd op met relativeren
'Midden in de winter ontdekte ik in mijzelf een onoverwinnelijke zomer' - Albert Camus
Wij zijn gewend te denken dat de zomer na de winter komt, vreugde na verdriet, zonneschijn na regen. Je voelt je niet goed: maak je niet druk, op een dag gaat het beter. Dat is de traditionele wijsheid. Ik vind dat niet goed genoeg. Dan moeten we alles maar leren relativeren....
Met zijn citaat biedt Camus ons een heel ander perspectief: midden in de winterwaarin alles koud, verstard en levenloos lijkt, kunnen we de stralende zomer herkennen. Over die mogelijkheid horen we zelden: ontdekken dat gebeurtenissen op zichzelf niet gelukkig of ongelukkig zijn, maar dat elke gebeurtenis, oo elk moment van ons leven, een diepere dimensie kent. Die waarover we lezen in de literatuur.
Een ontmoeting met je verborgen vriend.
Hoe ontdek je in het dagelijks leveneen onoverwinnelijke, onverwoestbare zomer die ons nooit meer zal verlaten. Een zomer die, zonder de winter te kunnen verdoezelen of vervangen, inwendig bij ons blijft, als een dierbare vriendschap , een vergeten vriendschap waarvoor we ons lang geleden afgesloten hebben .
Die vergeten vriend woont in je eigen wezen, in je hart, in je borst, in elke cel van je lichaam, en omvat de herinnering aan alles wat je hebt geleerd in het leven. Die vriendschap, die zomer, is de liefde die je ontvangen hebt.
En die vergeten vriend kun je nu de hand reiken: ' Ik wend me tot jou die ik verwaarloosd beb. Je bent mijn eerste bondgenoot, en ik wil vriendschap, vrede en vertrouwen met je delen.' Ik vertrouw me aan jou toe. Ik verlaat me op dat deel van mij dat groter is dan ikzelf.
Je leren openstellen
Hoe kan iets wat gesloten is opengaan?
Hoe kan wat dood lijkt tot leven komen?
Dat is wat Paul Celan, een dichter, ons helpt ontdekken. Zijn belofte klinkt fantastisch, maar weinig realistisch. Denk maar eens aan een steen. Een steen is vast en onveranderlijk. Een steen kan helemaal niet bloeien. Paul Celan beschrijft een ervaring die zo diepzinnig is dat er een beetje aandacht nodig is.
Om te begrijpen wat Celan bedoelt gaan we nadenken over slaap. Heb je wel eens moeite om in slaap te vallen? Last van slapeloosheid? Als dat zo is, dan weet je dat willen slapen niet genoeg is. Sterker nog, hoe liever je wilt slapen, hoe minder dat lukt. Dan lijk je misschien wel wat op die steen, die nergens door tot bloei kan komen.
Om je door de slaap te laten meevoeren, moet je je overgeven aan je lichaam. Dat lichaam hunkert naar slaap - het is jouw wik die het ervan weerhoudt in slaap te vallen. Dat is de sleutel! We denken ten onrechte dat er hier een overdaad aan wilskracht nodig is. Gespannen zijn, verslaafd zijn, uitstelgedrag we denken dat te wijten is aan een gebrek aan wilskracht.
Dat klopt echter helemaal niet. En omdat hij dat weet, vraagt Paul elan ons om ons ovef te geven aan het leven dat zich daar bevindt, in die steen van ons verdriet, maar dan latent en verborgen..
Het is tijd dat de steen zich overgeeft aan het onmogelijke. Het is tijd dat het leven terugkeert naar waar het verdrongen werd. Het is tijd dat het leven terugkeert naar waar her verdrongen werd. Het is tijd dat wat geblokkeerd is zich eindelijk bevriijdt. En dat vergt geduld en vertrouwen.
De urgentie van poëzie
Een dichter is voor alles iemand die het woord beluistert buiten de gebruikelijke manier waar er mee wordt omgegaan en die voor dit woord geen enkel aanvoelen heeft. De dichter breekt het woord open tot op de dimensies van het onzichtbare. Het wil de contingenties van tijd en ruimte overstijgen, omdat wij de werkelijkheid gewoonlijk reduceren tot instrumenten ten behoeve van onze grove en voorbijgaande opwellingen en van de logica van onze kleine berekeningen.
In tegenstelling tot wat wij vandaag zo vaak denken, getuigt de dichter niet van zijn eigen opvattingen. Als een 'boodschapper' van de goden' luistert hij naar hen, draagt hij hun boodschap uit en licht hij deze toe. Wanneer hij van het tijdsgewricht waarin hij leeft de urgentie aanvoelt, wijst hij op een reële mogelijkheid om te leven in de hervonden immensiteit.
Bijgevolg is poëzie niet bedoeld om ons te vermaken,ons te ontspannen, als hulpje om na te denken over onze tijd. Poëzie verwijst naar het meest urgente, het meest intense, het meest reële. Poëzie is geenzins vertroosting. Integendeel. Ze duwt ons verder de beproeving in, want alleen, daar, voelt zij het heil aan.
Rilke: ' Wat zou er aan het einde nuttelozer zijn voor mij dan een vertroost leven'? Indien we er enkel op uit zouden zijn ons tegen alles te verzekeren, dan zouden we van het bestaan niet veel begrepen hebben. De dichter daarentegen houdt het vol in de zwaarte; en het werk waaraan hij zich wijdt is juist spanning en geen uiteindelijke zekerheid'.
Onze angst voor het ondoorgrondelijke heeft niet alleen het bestaan van de enkeling armer gemaakt, ook de intermenselijke betrekkingen zijn erdoor ingeperkt en als het ware uit de rivierbedding van oneindige mogelijkheden gelicht om te worden gedeponeerd op een braakliggende oever, waar niets gebeurt. De dichter deinst niet terug voor het onverklaarbare - hij gaat het waardig binnen.
Gebaande wegen, doodlopende straatjes
Rilke heeft zijn leven doorgebracht als dichter, om voor de hedendaagse mens een weg te vinden, een reele weg. Want de reeds gebaande wegen, aangelegd door mensen van vroeger, zijn doodlopende straatjes geworden: ' Onze tradities hebben opgehouden richtinggevend te zijn, het zijn dode takken geworden die niet meer gevoed worden die niet meer gevoed worden door de kracht van hun wortels'.
Rilke gaat de strijd aan met het einde van de traditie, waarvan de inhoud is 'verhard tot afgekoelde klonters'. De geïnstitutionaliseerde en zichzelf herhalende godsdienst, beweert hij, is een dood ding. Heeft waarachtige godsdienstigheidzich trouwens ' in het leven ooit anders dan in het onverwachte en onuitsprekelijke gedaante aangediend, niet vooraf gepland'? Wenu, vandaag is er enkel nog plaats voor het organiseren van alles - maar niet voor het ongekende.
Ontsluiting van de innerlijke dimensie van de wereld
Waar de godsdienst befaald heeft door alleen maar het verleden in stand te houden precies omdat het verleden is, door het instituut dat zich nrstelt in zichzelf te verkiezen boven zijn geheime en niet te vatten bron, keert de dichter zich in een gevaarlijke beweging naar de instantie die alles aandrijft en van waaruit iets nieuws begint:
'Ik kan me geen gelukkiger bedrevenheid voorstellen dan deze:
Een beginneling worden,
Iemand die als eerste een woord schrijft
Na het beletselteken
Dat er al eeuwen staat'.
Het ene universum waarbinnen alles zich voordoet
Rilke over Rodin: ik begreep dat zijn huis voor hem niets betekende, misschien een armzalige noodzaak, een dak om te schuilen voor de regen en om onder te slapen. Ik begreep dat dit voor hem geen zorg was, noch een hinder voor zijn afzondering of zijn stilte.
In het diepste van zichzelf droeg hij de geborgenheid, de toevlucht en de riust van een huis. Hij was zelf de hemel boven dit alkes, het bos eromheen en het uitspansel, zelf was hij de beek die er onophoudelijk voorbij stroomde. Wat voor een eenzame was hij, deze innerlijk gehavende grijsaard, rechtop, vol levenskracht, als een oude boom in de herfst.
Hij heeft zichzelf uitgediept. Een diepgang heeft hij gegraven in zijn hart, waarvan de slagen van ver komen, als uit het binnenste van een berg. Zijn gedachten gaan over en weer in hem, sieren hem met waardigheid en zachtheid zonder zich in oppervlakkigheid te verliezen. Hij heeft zich gehard, afgesloten voor wat niet wezenlijk is.
Tussen andere mensen richt hij zich op alsof hij door een oude schors beschermd wordt. Als hij met het wezenlijke in aanraking komt, ontspant hij zich ogenblikkelijk. In contact met dingen, of als mensen en dieren hem zonder woorden raken zoals de dingen dat doen,dan is hij een en al openheid.
In zulke omstandigheden laat hij zich zien als een schooljongen, een beginneling, een waarnemer en navolger van schoonheden die tot dan toe als verspild lagen te midden van ingedommelde, verstrooide en onverschillige wezens. In dergelijke omstandigheden is hij de opmerkzame aan wie niets ontsnapt, de liefhebbende die onophoudelijk krijgt, de geduldige die niet op zijn tijd ziet en niet droomt van onmiddelijk profijt.
Wat hij opmerkt, wat hij omgeeft met zijn contemplatieve blik is voor hem altijd het ene universum waarbinnen alles zich voordoet.
At the end of life
What really matters is not what we bought
But what we built;
Not what we got but
What we shared;
Not our competentie
But our character;
And not our succes ,
But our significance-
Live a life
That matters
Live a life of love.