Liefdesbrief aan God

Etty Hillesum begreep de betekenis van Augustinus bestseller 'Confessiones' , namelijk van de wonderen van God in het leven en de bekering van Augustinus -  een ontwikkeling die uiteindelijk veel lijkt op die van Etty in haar dagboek. Ze schrijft delen uit zijn boek over in haar dagboek omdat zij zichzelf er precies in herkent.

'Ik ga weer de Heilige Augustinus lezen. Hij is zo streng en gloedvol. En zo hartstochtelijk en vol regelrechte overgave in z'n minnebrieven aan God. Eigenlijk zijn dat de enige liefdesbrieven, die men zou moeten schrijven: die aan God, met zijn grenzeloze liefde. En ze gaat verder met de suggestie dat die liefde voor  God allerminst exclusief is, maar integendeel behoedt voor het uitsluitend gehecht zijn aan een persoon: ik heb teveel liefde in me om aan een mens alleen te kunnen geven. Dat is verarmend en schraal. Zou men het gaan leren op den duur, dat de liefde tot de mens zoveel gelukbrengender en vruchtdragender is  dan de liefde voor de sexe?

Het thema van de grenzeloze liefde keert zeer vaak terug in Etty's dagboek. Ze wordt erin gesterkt door wat ze haar 'intensieve omgang met Augustinus en Rilke' noemt

Augustinus; de heilige van de liefde

Aurelius Augustinus, 354 - 430 Thagaste Afrika,  is een docent, maar op de wijze van een mystagoog*. Hij probeert de mensen mee te nemen naar het begrijpen van de geheimen van het Christendom. Augustinus leidt zijn hoorders langzaam naar het geheim toe. Hij  maakt gebruik van het beeld van korrels die samengebracht zijn om een brood te vormen.

De thematiek van de graankorrels is een opdracht tot eenheid; van demens  met Christus, als ook met elkaar. De werkelijke opening die de mens zijn leven lang moet zoeken om alles te begrijpen is de liefde. Dat is de sleutel tot het begrijpen van de Schriften. De bekende uitspraak van Augustinus 'waar liefde is en vriendschap, daar is God' wordt nog altijd op allerlei wijzen gezegd en gezongen.

Augustinus stelt als werkelijk mystagoog, dat je de 'tekenen' nodig hebt om de waarneembare zaken goed te begrijpen en te waarderen. Hij heeft veel invloed gehad op het totale mensbeeld dat zich binnen het Christendom ontwikkelde.

* Een mystagoog is een ingewijde(pedagoog) in het mysterie van het bestaan. Een ingewijde ziet geen andere dingen maar ziet de dingen anders.

Bekentenissen

Augustinus schreef veel o.a Belijdenissen, een autobiografie geschreven als een gebed, vanuit het het perspectief van 'gevonden te zijn' door God. Het is een weergave hoe deze ipersoonlijk n zijn leven heeft gewerkt (onbewust en bewust).

Augustinus leerde God kennen in liefde, deze ' ontzettende 'ervaring was tegelijkertijd een grote ontzetting over zichzelf. 'Ik was ver verwijderd van u in een land van ongelijkenis' en ' Gij waart maar bezig om mij terug te draaien naar mijzelf. Gij haalde mij weg achter mijn rug, waar ik mij had neergezet, niet van zins naar mijzelf te kijken'.

Augustinus onderzocht de bewegingen van zijn eigen hart en plaatste  alle grote levensvragen in het ene verband van de liefde.Zijn conclusie: de mens is in staat en geroepen zichzelf te overstijgen. Omdat God als Schepper van de geslachten zelf alle geslachtelijke  bepaaldheid overstijgt, is ook de  mens niet opgesloten in zijn geslachtelijke bepaaldheid.Onze opdracht is een paradox: om vrijheid en overgave te verenigen in een geloofshouding.De geloofsleer is dus persoonlijk d.w.z is een persoon geworden. Onze innerlijke beleving geeft ons houvast en maakt ons gelukkig.

Maar de mens is bang om bevrijd te worden van alle banden terwijl je bang behoort te zijn om gevangen te zitten! Wees gelukkig en geen slaaf van de materie is het advies van Augustinus.

Van God genieten...

Vraag van Augustinus: hoe kan ik leren van God te genieten?

Hij ontdekte dat  zijn verwaandheid(hoogmoed) hem blokkeerde bij het vinden van zijn weg die hem de kracht zou geven om God te genieten.

Hoe kan ik u genieten als voedsel?

Hij ontdekte de betrokkenheid van God op hem. Dit verwijst niet naar de genade die God(H.Geest) hem schenkt, maar naar God die een ervaring van genieten in hem teweegbrengt. Hij ervaart deze genieting niet met de zintuigen, maar innerlijk als liefde die in hem is. 

Hoe ziet goddelijke  voeding eruit?

Goddelijke voeding bederft niet, ze is eeuwig. God schept een relatie door hem innerlijk te laten genieten d.m.v. een persoonlijke communicatie die God aan hem schenkt.

Hoe werkt deze pedagogie?

De mens kan alleen zichzelf zijn wanneer hij op God betrokken is. Het voedsel en de pedagogische adviezen worden verkregen in relatie met God. Dit voedsel is gericht op de bevrijding van de oude wil waarin we denken het zonder God te kunnen stellen en op vernieuwing van ons denken en onze levenswijze.

Vrije ruimte

Augustinus schets ons een mensbeeld dat ons ruimte biedt. God geeft de mens ruimte om in vrijheid en uit liefde en verantwoordelijkheid zelf zijn weg te kiezen en zijn daden te bepalen. Zo alleen kan men volwassen worden . Natuurlijk loop je dan het risico fouten te maken omdat je verkeerde inschattingen maakt,  terwijl je 'veiliger' en zelfs 'schuldlozer' lijkt te kunnen handelen wanneer je naar autoriteiten luistert.

Maar deze fouten zullen je niet verwijderen van God en onze  eigen menselijke bestemming. Wij zullen groeien in wijsheid, kracht, waarachtigheid,nederigheid en liefde tot God en onze medemensen. Het is zelfs de vraag of men dergelijke fouten nog zonde kan noemen. Door de oerzonde is de oorspronkelijke open verbinding naar God verloren gegaan. Maar wij zijn vrij en goed geschapen.

Augustinus ontkent niet het bestaan van kwade machten. Maar het kwaad moet niet gesitueerd worden buiten de mens. Het is onze verkeerd gerichte wil. Wij zijn zo aan onze verkeerde gewoontes gehecht geraakt, dat wij ze voor onze ware aard aanzien en menen er niet  van los te kunnen komen, zonder onszelf te verliezen. Augustus ontdekte de macht van de gewoonte. Ingesleten gedrag verander je niet zomaar. Om die onmacht aan te geven zeggen mensen dikwijls: 'zo ben ik nu eenmaal', in de mening dit gedrag te verontschuldigen. En alle generaties na ons zullen daar de lasten van ondervinden!

Maar Augustinus zal zeggen dat zij nu juist niet spreken over wie zij in wezen zijn; hun ware aard is immers vrij en goed geschapen!

Voedsel voor de ziel

Augustinus gaat ons voedsel voor de ziel verschaffen.

Er zijn twee dingen in de mens, een lichaam en een ziel. Zoals we  voedsel aanbieden aan het lichaam , moeten we dit ook aanbieden aan onze geest. Het is wenselijker dat jullie naar zo'n geestelijke maaltijd verlangen dan naar een voor het lichaam, is de mening van Augustinus. Als jullie geest gezond is neemt het geestelijk voedsel op; een zieke geest weigert  dit voedsel en spuugt het uit, net zoals we dat zien gebeuren bij zieke lichamen. Hij voert daarover de volgende discussie met familie en vrienden:

Intentie:' Wij willen gelukkig zijn'. Ja, dat willen we allemaal.

Denken jullie dat men gelukkig is als men niet heeft wat men wil? vroeg ik. Dat ontkenden ze.
'Wat dan? Is iedereen gelukkig die heeft wat hij wil?

Als iemand goede dingen wil en die bezit, is hij gelukkig; maar als hij slechte dingen wil, is hij ongelukkig, ook al bezit hij die, antwoord  Monnica, de moeder van Augustinus.

Licentius neemt het woord: 'Maar je moet ons wel vertellen wat iemand mag willen en naar welke dingen zijn verlangen behoort uit te gaan om gelukkig te zijn.'

Daar zijn we het dus over eens dat niemand gelukkig kan zijn die niet heeft wat hij wil, maar anderzijds ook dat niet iedereen die heeft wat hij wil gelukkig is.' Dat beaamden ze.

'Wat betekent dat? 'zei ik. 'Geven jullie toe dat iedereen die niet gelukkig is, ongelukkig is. Daar waren ze het allemaal over eens.

'Wat moet een mens zich dus verschaffen om gelukkig te zijn?' vroeg ik.  Want een mens moet zich, denk ik, dat verschaffen wat hij heeft wanneer hij het wil'. Ook daar stemden ze mee in.

Dat moet dus iets zijn wat altijd blijft, wat niet afhankelijk is van het lot en wat niet aan de grillen van enig toeval onderworpen is. Want al wat sterfelijk en vergankelijk is, kunnen we niet bezitten wanneer we het willen en zolang we het willen.' Ook daar waren ze het allemaal mee eens.

' Denk jij dat iemand die bang is gelukkig is?
'Ik denk het niet', zei hij.

Als men iets kan  verliezen  waar men van houdt, is het dan mogelijk om niet bang te zijn?'

' Dat is niet mogelijk', antwoordde hij.

Er kan dus geen enkele twijfel meer over bestaan dat, wanneer iemand gelukkig wil zijn, hij zich dat moet verschaffen wat altijd blijvend is en niet door een wrede slag van het lot kan worden ontnomen.'

'Is God in jullie ogen eeuwig en blijvend?' vroeg ik. Die vraag is overbodig.

' Dus is degene die God bezit gelukkig', concludeerde ik.

Nu hoeven we alleen nog maar uit te zoeken wie van de mensen God bezit. Die zal immers gelukkig zijn.