Geraakt

Nu de wil geraakt is en

Door de Godheid aangegrepen,

Kan hij geen bevrediging vinden

Dan in God alleen;

Maar omdat Gods schoonheid enkel

Zichtbaar is voor het geloof,

Smaakt hij haar als  een ik weet niet wat

Dat bij geluk gevonden wordt.

- Juan de la Cruz

 

Juan de la Cruz; mysticus van de nacht

Een mysticus, dat wil zeggen een leraar van de omgang met God;de God  die mensen  raakt in de verborgenheid van hun innerlijk.

De donkere nacht betekent in zijn geval niet de 'afwezigheid van God' in zijn leven maar de overrompelende 'andersheid' van het goddelijke en de gevolgen daarvan op zijn leven. De weg naar God leidt door de donkere nacht, waarin de godsbeelden en de zelfbeelden worden gereinigd. Veel spirituele methoden schenken geen aandacht aan onze  schaduwkanten. En dat brengt mensen op een dwaalspoor.

De donkere nacht van Johannes van het Kruis wil mensen bevrijden van alle manieren om God voor zichzelf te claimen. Mensen ontdekken dat God God is, ze kunnen niet over Hem beschikken. Mensen moeten zich verzoenen met hun machteloosheid ten opzichte van God. Pas dan mogen ze soms de genade ervaren dat Gods liefde in hen wordt uitgestort, en dat ze één mogen worden met de onbevattelijke en onbegrijpelijke God.

Vluchten in de nacht

Hoe blijven we geestelijk gezond? 
Kan een blik in de mystiek ons helpen?

In een nacht, aardedonker,
in brand geraakt en radeloos van liefde,
- en hoe had ik geluk!
ging ik eruit en niemand die 't merkte-
want mijn huis lag reeds te slapen.

Zo begint het gedicht 'De donkere nacht', dat de Spaanse mystiek dichter Johannes van het Kruis in zijn gevangenschap schreef. Hij was in het gevang gezet omdat hij een klooster had gesticht voor ongeschoeide karmelieten, deze orde voerde  veel hervormingen door , en ruimde  een belangrijke plaats in voor het individuele, persoonlijke gebed, waarmee de mystiek tot volle bloei kwam. Dit was tegen het zere been van de gevestigde orde.

In dit gedicht beschrijft Juan de la Cruz hoe hij uit zijn 'huis', waarmee hij doelde op de gevangenis, wilde vluchten. In feite staat het symbool voor het geheel van kerkelijk geautoriseerde regelingen en overtuigingen waarbinnen de mysticus zich gevangen voelde.

Door te vluchten in de nacht wilde Johannes een weg terug bewandelen naar de oorspronkelijkheid van de religie. Hij voelde dat de religieuze en theologische cultuur geen ziel meer had. Hij probeerde daarom in zijn poëzie een ruimte te ontwerpen die hij binnen de theologie niet kon vinden. Geïnspireerd door de dichtkunst van de Vega en het bijbelse Hooglied( een herderslied dat de liefde bezingt) creëerde hij nieuwe mogelijkheden in zijn poëzie. Hij probeerde via een andere weg de bron van het goddelijke te bereiken en daarmee de dogmatische theologie te overstijgen.

Wat hij in zijn gedicht wilde uitdrukken was het idee dat wanneer in de duisternis van de nacht de overzichtelijkheid en het houvast van de dag verloren gaat, er ruimte ontstaat voor iets anders. Dit 'andere' waarmee Juan de la Cruz doelt op de verborgenheid van God die juist als verborgene in zijn schepping aanwezig is- is de mens niet vreemd, maar het is iets waar hij of zij meestal niet aan toe komt.

Hij meende dat alleen door in contact te geraken met deze goddelijke bron, de mens de matigheid van het leven zou kunnen ontvluchten en tevens meer diepgang uit zijn religieuze leven zou kunnen halen. Via zijn poëzie probeert hij ons te laten inzien dat het onherbergzame donker van de nacht ons een religieuze vrijheid kan verschaffen gedurende de dag.

Nacht die gelukkig maakt

Een gedicht uit de zestiende eeuw, vierhonderd jaar later naar ons overgewaaid. Een gedicht van een mens die we mysticus noemen. Laten we zeggen iemand die wroet in de roerselen van de menselijke ziel, die woelt in de krochten van het innerlijk. Iemand die wil weten en ervaren wat mensen bedoelen als ze spreken over geloof en geloof in God. Een mysticus is iemand die in al die vragen hopeloos verstrikt raakt maar toch het zoeken niet opgeeft en zo nu en dan 'beloond' wordt, gevonden wordt!

Want het ligt voor de hand om het zoeken te staken. Wat moeten we met al die vragen die over ons heen spoelen.  Als het allemaal van een leien dakje gaat, gaat het nog wel maar het gaat allemaal anders als een krachtige storm ons eigen ontworpen leven komt verstoren. We horen die storm in ons razen en we voelen de gapende leegte.

We hadden het ons allemaal zo anders voorgesteld.Wat kunnen we doen, de storm uit laten razen, vluchtpogingen wagen, de twijfel en de leegte wegstoppen, over gaan tot de orde van de dag, al deze pogingen van de 'soepele' mens dat is wat de mysticus als uiterst onwaarachtig ervaart. De mystici (ver)dwalen liever, dolen liever haveloos en zonder geestelijk huis rond dan dat ze vluchten in vermeende antwoorden en kwasi-zekerheden, of ze nu progressief zijn of conservatief. 

En het is precies daarom dat deze mystici eeuwen later nog mee meegaan, en in een tijd van oppervlakkigheid herontdekt worden. Omdat ze een afkeer hebben van voorgegeven politieke en vooral godsdienstige antwoorden, omdat ze een hekel hebben aan bekende psychologische recepten.

Een mens als Jan van het Kruis doet in feite niets anders dan nieuwe ruimte scheppen,voorbij het bekende, voorbij het vanzelfsprekende. Want, zegt hij, als je in je eigen bekende kringetje blijft rondlopen dan sluit je jezelf op, dan krijg je ademnood, dan mis je het 'allerbeste' dat een mens kan krijgen.

Nacht van de geest

O nacht, die mij geleid hebt!
O nacht, mij liever dan het ochtendgloren!
O nacht die hebt verenigd
Beminde met beminde,
beminde, opgegaan in de Beminde!

Het gedicht 'De donkere nacht' nodigt ons uit al dat overbekende te verlaten, met name het overbekende in instituut, theologie en geloof. En hij grijpt naar het beeld van de 'nacht' omdat de dag verveelt, omdat in het licht van de dag os inderdaad ons zo bekend voorkomt, dat het smakeloos aanvoelt. 

Mijn hele leven is één grote vraag, en ik wil niet meer die antwoorden die 'men' bedenkt, de persoonlijke en de onpersoonlijke niet. Ik ben ze spuugzat, ik wil weg, omdat ik vaag het vermoeden heb dat elders, dieper in jou en in mij, iets nieuws is te vinden. Waar? Geeft niet als ik eerst maar weg ben. Ik ging eruit en niemand die het merkte, want mijn huis lag reeds te slapen, langs een geheime trap, naar kanten waarvan ik vermoed dat ze me vreugde zullen bezorgen en mij weerbaar zullen kunnen maken tegen de dagen van zorg die in ieder mensenleven komen. Het is donker en doodstil, maar ik ben niet bang want een dergelijk geestelijk avontuur heb ik nog nooit meegemaakt.

Het is net of iemand of iets bezig is aan mij te schaven en te rukken. Nogmaals ik ben niet bang want de druk van alle voorgekookte antwoorden is weggevallen, alle betweters en zedemeesters slapen. Ik mag helemaal mezelf zijn. Ik heb alleen mijn innerlijk kompas, dat is 'zekerder dan zonlicht op de middag', en ik weet dat er iemand te vinden is van Wie ik wél zeker kan zijn, iemand die overeenkomt met mijn diepste verlangen.

Sterven aan je zelf

Leert de' mystieke weg ' je omgaan met ziekte en lijden, met leven en dood? En is deze weg tegelijkertijd de entree tot een zinvol en gelukkig bestaan?

De vraag is dus: is het geestelijk omvormingsproces dat door de mystieken beschreven wordt als 'sterven aan je zelf', inderdaad een uitweg uit de aangeboren 'narcistische' houding van de mens die niet zelden de bron is van agressie en geweld en, in de grond een grove vorm van zelfbedrog? Met andere woorden: is de 'mystieke weg' een wijze van omgaan met je agressieve impulsen en afweermechanismen, met je gevoelens van onmacht en onzekerheid, met je frustraties en desillusies? 

In onze cultuur, waarin Ervaring met een hoofdletter geschreven wordt, bestaat meer belangstelling voor een vermeende 'mystieke ervaring'  dan voor de 'mystieke weg' die ertoe leidt en erop volgt. Mystiek wordt zo gemakkelijk verstaan als een verhoogde zintuiglijke ervaring, als een  'kick' of piekervaring die via bepaalde technieken of het gebruik van bewustzijnsverruimende middelen bereikt kan worden.

Deze ' mystiek-op- commando' van doe- het - zelvers is gericht op affectieve belevingen en heeft alles te maken met de diep in de mens aanwezige behoefte terug te keren naar de eerste fase in de psychische ontwikkeling, de narcistische fase.Ervaringen zoals Maslows piekervaring zijn duidelijk herbelevingen van het ongeschonden geluk van de eerste levensfase en hebben daarom het karakter van regressieve ervaringen.

Deze ervaringen worden dan ook beschreven als een volkomen eenwording met het object, als versmelting en  identificatie; zulke ervaringen zijn dan ook niet meer  dan een moment van ' narcistische ononderscheidenheid'. Een dergelijke mystiek op commando negeert de oefeningen als noodzakelijke voorwaarde en onderkent de mystieke ervaring niet als een in de persoonlijkheid diep ingrijpend, om- vormend, gebeuren, als de vrucht van een radicaal omvormingsproces, als een uittocht uit het narcistisch ik.

In de kern van de mystieke ervaring is het besef van het andere steeds aanwezig. Van een narcistische ononderscheidenheid kan geen sprake zijn.