Boehme's geestelijke ervaringen

Uit Boehme's levensbeschrijving is bekend dat hij jarenlang worstelde  om de juiste uitdrukkingsmogelijkheden voor zijn diepgaande geestelijke ervaringen en inzichten te vinden. Uiteindelijk kwam hij soms tot een voor zijn tijd geheel eigen taalgebruik. Boehme schreef over universele, altijd geldende waarheden, gaf getuigenis van deze waarheden, zaken die vaak moeilijk in taal te vatten zijn, maar die zelf ervaren moeten worden.

Tot zulke kennis behoort geen waan(zin) of bevestiging met een berg verzamelde teksten; dit heeft geen heilige of wijze gedaan. Boehme wil dat wij de levende waarheid en kracht van deze universele ervaringen ondergaan en heeft met dit doel voor ogen zijn boeken geschreven.

Van welke aard zijn Directe-geestervaringen en hoe en onder welke omstandigheden komen zij tot stand?

Boehme beschrijft hoe de doorbraak van de Bovennatuur in zijn bewustzijn plaatsvond. Hij was op zoek naar de oorsprong van het kwaad in de wereld. Dit niet te stillen verlangen naar goddelijke kennis is een vereiste voor het ervaren van het goddelijke. het verlangen zelf is al een boodschap van het goddelijke dat onophoudelijk tracht de mens bewust te maken van zijn goddelijke oorsprong. 

Een tweede voorwaarde voor het ervaren van het goddelijke is noodzakelijk en tegelijkertijd de weg tot deze ervaring. De wortel der zelfhandhaving, de eigenwilligheid, moet ontbonden worden voordat de wortel van de Geest, de goddelijke wil, door kan breken. Precies op dit punt doet zich de grote moeilijkheid voor dat de aardse wil zich niet wil ontbinden, en, als zij dat toch wil, dan werkt in  het motief ondanks alles toch weer de aardse wil door.

Dus blijft als uiterste konsekwentie over: de Geest grijpt de mens aan en niet omgekeerd. De mens kan slechts zijn verlangen volgen. Hij kan toelaten dat zijn eigenwilligheid ondergaat in dit verlangen en daardoor kan hij de weg voor de Geest effenen. Maar hij bezit niet de macht om de Geest op willekeurige wijze in zich op te nemen.

Als de Geest doorbreekt in een mens betekent dit dat hij zich van zijn ware Zelf bewust wordt. De mens herkent zijn eigenlijke identiteit en deze identiteit herkent zichzelf. Er is echter in zijn ware identiteit ook een brandpunt van de kosmische Geest ingebed, dat van dezelfde structuur is. Het is een microkosmos in de macrokosmos.

Daarom wordt een dergelijk mens zich ook direct bewust van de structuur van het universum; Wat in hem is bevindt zich ook in de kosmos en omgekeerd.

Jacob Boehme- mysticus, theoloog, filosoof

Wie in de geschiedenis naar mensen zoekt in wie de wereld van de Geest zich heeft gemanifesteerd, zal ongetwijfeld Jacob Boehme tegenkomen. Boehme is, door zijn eerstehands ervaringen en zijn krachtige uitstraling, een betrouwbare en authentieke getuige van de Bovennatuur.

Een mens kan indirect door de Geest aangeraakt zijn en hier uiting aan geven in de vorm van een begrijpelijke filosofie of een enthousiaste handelwijze. Maar bij Boehme wordt de Bovennatuur in de mens tot realiteit. Zij is zijn ware Zelf, dat bewust en werkzaam wordt en zich naar buiten toe openbaart. In een mens als Jacob Boehme krijgt deze Natuur echter gestalte en worden denken, voelen en handelen tot organen van hoger bewustzijn.

Een dergelijk mens ervaart dat het ondergaan van het ikbewustzijn in het ware Zelf, het hoogste geluk, leven en licht betekent. Voor Boehme is de eigenlijke bestemming van de mens de terugkeer in deze wereld van volheid  en totaliteit. Hij heeft de grond en de 'Ongrond' beleefd van het menselijke bestaan. 

Dat is iets anders dan een vluchtige extase, conversatie met bovenzintuigelijke wezens, bewustzijnsverruiming of het opnemen van schijnbaar onvergankelijke energieën.

De geestelijke ervaringen van Jacob Boehme zijn geen compensatie voor de ondraaglijke onvolledigheid  van de aardse wereld maar een levende ervaring van het goddelijke die reeds beleefd kan worden voor de fysieke dood.

Een nieuw gemoed

Niet uiterlijk aangenomen kinderen moeten wij zijn, maar innerlijk, uit God geboren kinderen in een nieuw mens, die in God gelaten is. Daarom zeg ik, al het dichten over God, welke naam men het ook geeft, waarin de mens wegen naar God begeert te verdichten, is vergeefs, onnut, buiten het nieuwe gemeod. Er is geen andere weg tot God dan een nieuw gemoed.

Bijsturing en correctie

In de grote stroom van het scheppingsgebeuren is een incident voorgevallen. Een deel van de 'engelenwereld' heeft zich tegen de Ongrond(God) gekeerd en wilde zelf Grond zijn. Boehme noemt dit deel van de zielewereld 'Lucifer' of 'duisternis'. Deze opstand  leidde tot uitsluiting uit de Bovennatuur(ware zelf).

Naast de goddelijke schepping ontstond een afgescheiden schepping doordrongen van luciferische zelfhandhaving. Daardoor raakte de werkzaamheid van de geestelijke bronnen in wanorde en dit leidde tot verharde, niet meer door de liefde Gods 'verzachte' structuren.

Er ontstond een wereld van toorn, het 'huis des doods', een wereld die niet meer leefde volgens de wetten van de Bovennatuur. In deze wereld vindt een voortdurende verbreking en vermaling plaats van alle voortbrengselen en alles wat door mensen en geliefden geschapen is. Daarin worden de correcties van de Bovennatuur tot uitdrukking gebracht. Wat niet in overeenstemming is met de oorspronkelijke structuren van het universum wordt noodgedwongen ontbonden of 'gericht', dat wil zeggen dat het bijgestuurd wordt in de goede richting. 

Een muur van helpende liefde

Door de in het 'huis des doods' levende schepselen worden deze correcties ervaren als de 'toorn Gods'. Maar de Bovennatuur is niet 'toornig'. Op structuren die afwijken werkt deze correctie  alleen maar wetmatig corrigerend. Uiteindelijk is zij, ook als zij verbrekend werkt, Liefde.

Want op deze manier haalt zij dat terug tot de oorspronkelijke ontwikkeling van het universum wat zich daarvan heeft verwijderd en wat zich daar nog verder van wil verwijderen. Wie tegen een muur loopt zal deze op smartelijke wijze ervaren als 'toorn'. Wie tegen de muur aanleunt zal hem als helpende 'liefde' ondergaan.

Al deze dingen beleeft de mens die nu in het 'huis der toorn' woont, want hij treft dit alles ook in zichzelf aan. Hij draagt de goddelijke Ongrond, de Vader, alsmede het hart van God, de Zoon en de Geest. Maar door zijn eigenwilligheid verraadt hij hen. Hij komt net als Lucifer, tegen de Ongrond in opstand, waardoor het goddelijke bewustzijn, de Zoon, in hem onbewust wordt en waardoor het goddelijke bewustzijn en de goddelijke Geest niet meer direct door hem kan werken.

Als een blinde handelt de mens daarom in een door verschrikkingen beheerste wereld. Als dood, noodlot en steeds weer nieuwe kwaden die hij in zijn blindheid oproept, beleeft hij de corrigerende maatregelingen die zijn eigenwilligheid veroorzaakt.

De Ongrond roept in de mens

De mens zou nu altijd zo verder kunnen gaan en daardoor zijn smart oneindig kunnen vermeerderen. Maar dat zou niet volgens de goddelijke liefde zijn. Het 'huis des doods' is volgens Jacob Boehme  niet alleen maar het gevolg van een luciferische afwijking van de mens, maar vormt tegelijk ook de mogelijkheid om deze fout op bewuste wijze goed te maken.

Het heeft tot doel de mens de toestand waarin hij verkeert duidelijk te maken, om hem er zich van bewust te laten worden en om een proces van terugkeer naar de Ongrond in gang te zetten. Want de Ongrond roept in de mens. De Zoon, het hart Gods, wil bewust worden in de mens, en de Geest wil zich door hem verwerkelijken.

De mens zal na veel smart deze roep beantwoorden. De Geest zal doorbreken, de Zoon zal bewust worden, Lucifer wordt herkend en zal terechtgewezen worden, en de Geest zal een nieuwe, getransfigureerde mens scheppen die samenwerkt met de goddelijke ordening.

Daarom zegt Jacob Boehme: het leven bestaat uit strijd totdat het bewustzijn gebaard zal worden en de vreugde zal tenslotte nog groter zijn.