De eeuwige geboorte
Meister Eckhart ( 1260 - 1327), een Duitse dominicaan, heeft een bijzondere kijk op de unio mystica- de goddelijke eenwording, namelijk, dat deze onmogelijk door een mens gevonden of bereikt kan worden om de eenvoudige reden dat God en mens in de kern nooit van elkaar gescheiden zijn geweest en ook nooit zullen zijn. God is zo ontzaglijk nabij, dat de mens, in zijn diepste grond of wezen, zelfs volledig met hem samenvalt.
Eckhart's mystiek draait dus niet zozeer om eenwording( in de zin van 'vereniging' van wat daarvoor nog gescheiden was) maar om eenheid,oftewel: om wat is.
En hier blinkt Eckhart uit in eenvoud: we hoeven helemaal nergens naartoe, er valt niets te bereiken, want we zijn er al. En je kunt nu eenmaal niets bereiken wat er al is. Toch roept deze eenhoud een soort spanning op. Want wat valt er in mystiek opzicht nu eigenlijk nog te zeggen, te doen of te ontdekken als het ultieme doel- de goddelijke eenheid- helemaal geen doel blijkt te zijn maar een soort ingeboren gegeven is?
En belangrijker nog: als wat Eckhart zegt waar is, waarom ervaren of herkennen we die eenheid vaker niet dan wel?
Wat Eckhart zo uniek maakt is de wijze waarop hij zich uitdrukt, de taal die hij gebruikt om inzichten over te brengen. Hij gebruikt woorden en beelden die samenhangen met het thema van de geboorte. En geboren zijn we allemaal. Zo zegt hij dat God zichzelf onophoudelijk in de ziel 'baart' en dat de ziel 'zwanger' is van God. Hij spreekt niet ovet de eenwording van God en mens maar over de 'Godsgeboorte in de grond van de ziel'.
Geboortetheologie
De geboorte is voor Eckhart het centrale motief van zijn mystieke theologie. De zonden- of offertheologie is afwezig. In de geboorte wordt vooral de toewijding en de liefde van God naar de mensen zichtbaar, terwijl de dood eerder als een gerichtheid van de mens naar God toe wordt geduid.
Eckhart verkondigt daarmee een ongelooflijk vreugdevolle, zelfs blije zijns- en scheppingsvroomheid. Eckhart is een heilstheoloog in die zin dat voor hem Jezus Christus de schepping telkens vernieuwt.
Hij introduceert een aantal nieuwe begrippen om e.e.a te onderbouwen.Hij heeft het over de zielevonk, omdat de gloed dynamisch bewogen is. Hij heeft het over het oog van de ziel, de vrouw in de ziel, de man in de ziel, het hoogste van de ziel, het diepste van de ziel, de God van de ziel, het vonkje van de ziel, het burchtje, het licht, de adel, en uiteindelijk ook de grond van de ziel. In deze zielsgrond vindt de mens God in volmaakte aanwezigheid.
De krachten van de ziel die er zo veel zijn en die zich zo breed opsplitsen , die moet men overstijgen, zelfs als ze in het gebied van het denken liggen. Ook boven dat denken moet men uitstijgen, wil God in die krachten (in) spreken die niet versplinterd zijn.
Als je deze edele geboorte wilt vinden moet je de veelheid achterlaten en terugkeren naar de oorsprong waaruit je gekomen bent. Alke krachten van de ziel en alle werken: dat is allemaal 'veelheid' geheugen, verstand en wil, die vermenigvuldigen je. Daarom moet je ze allemaal achterlaten : de activiteiten van de zintuigen en de verbeelding en alles waar je jezelf objectiveert en in het oog hebt. Dan pas kun je deze geboorte vinden en anders niet. De grond werd nooit gevonden onder vrienden, noch onder verwanten, noch bij bekenden; veeleer verlies je hem daar.
In de grond van de ziel gebeurt het mysterie van de presentie van God, niet in de krachten van de ziel.
De Godsgeboorte
Eckhart zegt dat God en mens geen twee externe grootheden zijn die met elkaar in relatie gebracht worden door religie. Anderzijds vormen God en mens ook geen statische eenheid. Eckhart spreekt over beweging, over 'worden', over helemaal mens worden. Deze beweging is een gebeuren met twee kanten, God en mens die niet buiten elkaar kunnen.
De menswording van de mens dat is het god-zijn van God. In de menswording van de mens komt God aan het licht en niets anders. God moet je niet als buiten jezelf opvatten maar als je eigenste en wat in jou is. Dat betekent niet dat God en mens statisch identiek zijn met elkaar.
Naar hun 'zijn' zijn ze juist verschillend, maar als 'gebeuren' zijn ze een. Ze gebeuren niet buiten elkaar maar juist aan elkaar. Net als de hele schepping bestaat de mens als een permanent worden, een voortdurendr stroom, onophoudelijke adem van godswege.
Gods oog en ons oog zijn een
Het oog waarin ik God zie, is hetzelfde oog waarin God mij ziet.
Mijn oog en Gods oog, dat is een oog en een zien en een liefhebben.
De Ziel,; vrij van geest en zinnen
Eckhart sprak tot een arme man:
'God geve u een goede morgen'
' Heer, heb deze zelf, ik kreeg nimmer een slechte.'
' Vertel mij waarom, broeder?'
'Alles wat God mij ooit te lijden gaf, dat lijd ik vrolijk door Hem en het toonde mij Hem onwaardig te zijn en daarom werd ik nimmer treurig of bedroefd.'
'Waar vond gij God?'
' Toen ik mij vrijmaakte van alle schepselen, vond ik God.'
'Wat bent u, broeder?'
'Ik ben een koning.'
'Waarover?'
' Over mijn lichaam want alles wat mijn geest ooit van God begeerde, dat wist mijn lichaam beter en sneller te verwerken en te doorlijden dan mijn geest het ontving.'
' Een koning moet een koninkrijk hebben, waar is dan uw rijk?'
'In mijn ziel. Als ik de poorten van mijn vijf zinnen gesloten heb en God met alle ernst begeer, dan vind ik God.'
' Hoe bent u zo volmaakt geworden?'
'Mijn stille zitten en mijn vereniging met God dat heeft mij in het hemelse getrokken. Want ik kon nimmer rusten in iets dat minder was dan God. Nu ik Hem gevonden heb is er rust en oneindige vreugde.'
De gezonde zielegrond
Eckhart's leerlingen Tauler en Seuse* hebben zijn thema ' het vonkje' creatief vertaald . Bij Tauler werd 'de zielegrond' een heel belangrijke plek. Met een beeld zegt Tauler dat die zielegrond met dertig berenhuiden bedekt is en daarom eist hij wat wij tegenwoordig psychoanalyse zouden noemen, om de gezonde grond van de ziel weer zichtbaar te maken. Tauler gaat uit van de grondbeginselen van Eckhart en ontwikkelt dan hoe je dat in de praktijk kunt doen.
Seuse past Eckhart's leer toe op zijn eigen individuele bestaan.Elke vorm van vroomheid wordt zinloos als ze (bij)bedoelingen heeft. Hij opende zich voor het leed dat van buiten, uit zijn omgeving kwam. Pas dan werd hij naar de juiste gelatenheid* gevoerd en tot een waarachtig vrij mens omgevormd.
Je zou kunnen zeggen dat Eckhart de fundamenten voor deze mystiek geleverd heeft, dat Tauler de pedagoog en Seuse de psycholoog was. Tauler heeft datgene wat Meister Eckhart ' vanuit de eeuwigheid gesproken heeft' naar het concrete leven vertaald, het nog aanschouwelijker gemaakt en het nog allerdaagser geformuleerd. En Seuse individualiseert alles door Eckhart's gedachten toe te passen op de biografie van de persoon.
* Zijn naam is in engelstalige landen Henry Suso ( hij heeft een apart item op deze website)
* Gelatenheid betekent: voorgekauwde meningen achter je laten en in een radicale openheid treden.
Vrijheid bij Eckhart
Wij hebben de mogelijkheid vrij te zijn in ons denken. Voor dit vermogen is nog geen vereniging met God nodig. Het denken van de mens in wie de godsgeboorte volledig plaatsvindt is zo volkomen vrij dat het door geen enkel beeld, door geen enkele vorm van bepaald zijn meer gehindert wordt. Het is eigen aan de geboorte dat ze steeds met een nieuw licht gebeurt. Ze brengt steeds groot licht in de ziel.
De Godsgeboorte houdt in dat het verstand zich bewust wordt van zijn natuur, als het de goddelijke basis, in zich vrij maakt. Er is echter één maar, de vereniging met God is niet vanuit de mens te bewerkstelligen, maar is afhankelijk van Gods genade. De Godsgeboorte in de mensenziel is de uitdrukking en belichaming van die genade, waarin de mens wordt wat God van nature is. Deze vervulling vind plaats in het prijs geven van het zelf en alle intenties.
Alle krachten moeten zwijgen.
De mens kan tot die geboorte niet komen, tenzij hij al zijn zinnen
uit alle dingen terugtrekt.
En dat moet met grote macht gebeuren, zodat alle krachten worden teruggedreven en van hun werk aflaten: dit alles moet met geweld gebeuren, anders gaat het niet.
Over de tempel van de ziel
Eckhart wekt een groot verlangen op door zijn vertelling van de weg die God met de menselijke ziel wil gaan. Die weg kan nooit worden afgedwongen maar is het vrije geschenk van God. Wij kunnen wel ontvankelijk worden voor deze diepe werking van Gods
aanwezigheid.
Eckhart schetst deze groeimogelijkheid van de ziel met het verhaal van 'de intocht in de tempel'; Jezus ging de tempel binnen en gooide iedereen naar buiten die daar kochten of verkochten; en sprak: ' Doe dit weg, ruim
dit op!' Johannes 2.16.
Waarom gaf hij opdracht dit op te ruimen? Dit: Deze tempel, waarin God met macht wil heersen volgens zijn wil, dat is de ziel van de mens. Die heeft hij gelijk aan zichzelf gevormd en geschapen. 'Laten we de mens maken naar ons
beeld en gelijkenis'. Genesis 1.16 Zo gelijk aan zichzelf heeft hij de ziel van de mens gemaakt dat er onder geen van de schepselen, geen één is die hem zo gelijkt als de ziel van de mens.
Daarom wil God deze tempel leeg hebben, zodat er ook niets anders meer in aanwezig is dan hij alleen. Als hij er de enige is. Het is de lege tempel die op God lijkt. Als God tot zijn recht komt in de mens, komt de mens ook tot zijn recht. En dat betekent dat je God niet voor de voeten moet lopen in het werk dat God zelf aan je ziel wil verrichten.
Ons koopgedrag
Eckhart waarschuwt voor 'kooplui' mensen die handel drijven met God, die dealtjes willen sluiten. Ze doen goede werken, hebben lief omdat het een gebod is enz. Ze doen iets in de verwachting er iets voor terug te krijgen: 'voor wat, hoort wat'.God is je niets verplicht want wat we zijn, zijn we door God en wat we hebben, hebben we van God, en niet van onszelf.
God is ons niets schuldig, hij doet iets vrijwillig en op zijn tijd, uit zijn genade en niet vanwege ons 'koopgedrag.' 'Zonder mij kunt gij niets doen'. Johannes 15.5
Wanneer God in deze tempel komt, verdrijft hij daar de onwetendheid - het donker, de duisternis, het onbewuste- en openbaart zichzelf met licht en waarheid. God is zuiver en vrij en verricht zijn werken uit echte liefde.
Eckhart doet geen oproep tot ander gedrag. Het enige dat nodig is het licht van God in je ziel te laten schijnen. Duisternis verdwijnt vanzelf als het licht aangaat. God zelf bevrijdt van koopmansgedrag.
Bewust worden van de waarheid doet veranderen
God is het die de mens vrij maakt om zonder eigenbelang en bijbedoelingen God te dienen. Eckhart houdt een spiegel voor en nodigt zijn lezers uit om zich uitsluitend op God zelf te richten in alles wat ze doen. De rest lost zich dan vanzelf op.
Volkomen vrijheid maakt je los van 'binding aan het ik', aan tijd en getal, aan voor en na(ook van de religieuze ervaring). Vrijheid is vanzelfsprekendheid en spontane beschikbaarheid. Onze omgang met God wordt nog gekenmerkt door ons eigen onderscheidend vermogen: God daar en ik hier. Maar God heeft nog een andere vorm om relaties vorm te geven. Het paradoxale bewustzijn: de ziel als grensinstrument; dat zo kenmerkend is voor mystici.
De ziel hoort bij de geschapen orde, maar zit daar niet in opgesloten: het is mogelijk om nog verder te komen en af te dalen tot het ongeschapen wezen van God. Vanuit de mens gezien lijkt dat 'niets', omdat alle onderscheid wegvalt in de Ene God waarin de ziel terecht is gekomen. Eckhart legt uit hoe dat gebeurt, beeldend. Waar het om gaat is dit: zolang er nog stemmen in de ziel spreken, zolang kan Jezus zijn woord niet spreken. Maar als het stil is geworden, spreekt hij er zijn woord.
En dat woord is niets anders dan wat hij zelf is. Het is een gebeuren met twee kanten. De ziel verdwijnt in de afgrond van God, ze wordt in de eigen beleving tot 'niet-iets', maar dat is precies hoe God door de ziel van de mens zijn zoon baart, de stoffelijke uitdrukking van zijn eigen onstoffelijke wezen. Dat is onze hoogste groeimogelijkheid.
Hij, Jezus, gaat binnen en begint te spreken.
Wat zegt hij?
Hij zegt wat hij is.
Wat is hij dan?
Hij is het woord van de Vader.
Als God zichzelf uitspreekt in de ziel, dan geeft hij zichzelf en zijn eigen natuur aan de mens die hem ontvangt of zoals Paulus het formuleerde: 'Niet ik maar Christus leeft in mij' Galaten2.20.
'Heer, in uw licht zal men het licht kennen', zegt de profeet. Psalm 36.10