Verbondenheid
'Als je wilt dat ze broeders worden, verplicht ze dan een toren te bouwen.
Maar als je wilt dat ze elkaar gaan haten, geef ze dan graan.'
Antoine de Saint - Exupery in Citadelle
Waarom nog zoeken!
Waarom zou ik nog zoeken?
Ik ben dezelfde als Hij.
Zijn wezen spreekt door mij
Ik was op zoek naar mezelf!
Keer terug!
Keer terug, wat of wie je ook bent,
keer terug afgoden-dienaar of aanbidder van vuur, keer terug!
Want onze poort is niet de poort van wanhoop.
Al brak je een gelofte honderd maal,
Keer terug!
Een proces dat we allemaal kennen;
we dwalen van de kern, van wat we eigenlijk zouden willen, van onze verlangens, en verdwalen in teleurstelling, of 'realisme', of rationalisme, misschien zijn dat de afgoden. Rumi roept ons op om steeds weer terug te keren. Want onze poort is niet de poort
van de wanhoop, maar die van voortdurende groei.
Bewegingen naar eenwording
Tijdens Hemelvaart reist de ziel van de Aarde naar de Hemel, met zijn of haar goddelijke bewustzijn. Tijdens Pinksteren daalt de Heilige Geest af naar het aardse niveau. Beide bewegingen vormen een complete cyclus van eenwording van de spirituele en
aardse essentie van de mens.
Ze brengen ons in contact met de eenheid die we in wezen in ons hebben en zelfs zijn. Zo worden we ons bewust van het één zijn van onze aardse en spirituele niveaus van bestaan. Dan komen het absolute (Hemelse)
en het relatieve (Aardse) bij elkaar en dat brengt ons een nieuw niveau van bewustzijn. Dat geeft ons een nieuw niveau van bewustzijn.
Dat geeft ons mogelijkheden om los te komen van de angst om zaken te verliezen, om verlaten te worden en om te sterven. Als we in wezen één zijn, kunnen we niets verliezen. Dze drie angsten zijn sterk bepalend voor ons gedrag, onze emoties en ons gevoel. Ze vormen illusies die er vaak voor zorgen dat we niet volledig in de stroom van het leven raken of volledig in contact met ons hogere zelf komen.
Ze verstoren vooral de stroom van liefde in ons hart en in onze relaties. Zo dragen deze angsten bij aan onzekerheid, zelfverwijt en minderwaardigheidsgevoelens. Loslaten van deze angsten vormt een belangrijk deel van onze levensweg. Als we onze angsten kunnen loslaten en vertrouwen hebben in onze eigen goddelijkheid, komen we in contact met de eenheid van het aardse en hemelse bewustzijn, de eenheid die we in werkelijkheid zijn.
Deze eenheid kunnen we ervaren in ons hart. Door ons hart te openen en de onvoorwaardelijke liefde steeds meer toe te laten, gaan we onze eigen goddelijkheid steeds bewuster doorleven. Dit geeft een diepe rust in ons hart, omdat het gevoel van afgescheidenheid langzaam oplost.
Het winnende nummer in een kosmische loterij
Lid zijn van het mensenras is een luisterrijke bestemming, ook al is het dan een ras dat grossiert in absurditeiten en ontzagwekkende dwalingen; maar ondanks dat alles heeft God zelf de luister van het mensenras tot het Zijne gemaakt door mens te worden.
Een lid van het mensenras!
Te bedenken dat zo'n alledaags besef plotseling de draagwijdte van het winnende nummer in een kosmische loterij kan krijgen.
- Thomas merton
Het neergelegde iets
De mens kan aan het eind van de zoektocht God ontmoeten. In deze beweging naar de verborgen God, die antwoord geeft op de vragen die hem tot zijn aanwezigheid hebben gevoerd, ontdekt de mens zijn toestand: hij wordt slechts werkelijk wat hij is door vrede te tekenen met de hele aarde en met de hemel. Aan deze voorwaarde moet hij ook voldoen om niet meer het verdeelde wezen te zijn dat hij was en om eindelijk in rust tot zichzelf te komen.
Er is één ding bij de geboorte van Leven dat er echt toe doet: door God wordt in de ziel iets neergelegd van het vermogen en de vrijheid om het menselijke tot zich te laten komen. Om te leven moet hij zich op de eerste plaats in de natuur voegen: hij moet de natuur imiteren. Zijn moeder imiteren die hem liefde heeft bijgebracht; door haar dood zal hij zijn oorspronkelijke onschuld verliezen en verbazing, onbegrip, pijn en eenzaamheid leren kennen. Hij stelt zichzelf de vraag: waar is het principe dat zijn moeder bezielde heengegaan en hij reflecteert over haar afwezigheid en de gevolgen daarvan.
Wanneer eenmaal duidelijk is dat hij het levensprincipe niet bij de doden gaat vinden, zal hij moeten leren respect te hebben voor het principe dat hij wil beheersen anders zal hij ten prooi vallen aan hoogmoed en ten onder gaan. Hij zal het verschil ontdekken en zich bewust worden van het door God neergelegde 'iets' - dat in hem zit en hem altijd heeft voortbewogen, al wist hij dit niet- en in zichzelf gaan zoeken en zijn positie ten opzichte daarvan gaan bepalen.
Zo zal zijn hij in zijn hart de spiegel vinden die, als enige, God kan bevatten.
Deze goddelijke ingeving herhaalt zich.