Meer dan ons brein
De ziel is in ons denken ten onder gegaan aan de illusie van haar kenbaarheid. In de omgangstaal laat het woord 'ziel' zich niet wegdenken. We zeggen niet: hij liep met zijn zelf onder zijn arm. Als het begrip 'ziel' helemaal zou verdwijnen, zouden we over het leven nog maar moeilijk iets zinnigs kunnen zeggen.
De betekenis van 'leven' en 'ziel' dekken elkaar verregaand. De wetenschap neigt er tegenwoordig toe om alles te reduceren tot de werking van de hersenen, of, vollediger: de samenwerking tussen de hersenen en andere delen van het lichaam, de zintuigen, het zenuwstelsel. Maar dat kun je niet aan het begin zetten. Wij zijn geworden wat en wie we zijn in antwoord op een omgeving. Wij hebben ogen ontwikkeld dankzij het licht. Reductionisten vergeten de omgeving.
De omgeving
We ontwikkelen ons in voortdurende aanpassing aan de omgeving. Wat behelst die omgeving? Onze omgeving is niet alleen het hier en nu waarin we reageren op een dreiging of waarin we zelf iets anders bedreigen- zo zou je de essentie van de omgeving van het dier kunnen samenvatten. Maar wij mensen staan ook open in de tijd. In religie en poëzie staan we van oudsher te boek als sterveling. Waarom? Omdat we ook openstaan voor het niets, voor de dood die ons wacht. Meer nog dan door de natuur of zelfs het heelal zijn wij omgeven door ons eigen raadsel. Het feit dat we beseffen dat we sterfelijk zijn, heeft consequenties voor wie we zijn. En de wetenschap gaat daaraan voorbij. Terwijl dat wel de meest oorspronkelijke vraag is: 'Wie ben ik eigenlijk?'
Wie zijn wij eigenlijk?
Over zowel zijn herkomst als zijn bestemming weet de mens strikt genomen niets. De dood van God betekent het verdwijnen van de aloude oriëntatieruimte; we weten niet meer wat boven is en wat beneden. We tuimelen rond als in een oneindig niets. Aarde losgekoppeld van haar zon, horizon uitgewisd. Maar dit nihilisme, de ervaring van het niet-weten brengt ons wel op de vraag die wezenlijk is : 'Wie zijn we eigenlijk?'
Wat is de mens? Zijn we een redelijk dier, een computer? Een computer kent alleen maar wat-bepalingen. Maar de wijze waarop wij overvallen worden door de vraag: 'wie ben ik eigenlijk?, dat is wat ons mensen onderscheidt. Wat openbaart zich in die vraag? Het overweldigende bevreemdende van het heden. Jouw heden.
Bewuste materie
Het feit dat we overvallen kunnen worden door die vraag moeten we essentieel tot de omgeving van het mens-zijn rekenen. Wij zijn materie die zichzelf bewust is geworden. Dat is een groter raadsel dan de loutere materie. We zijn ons bewust van ons leven als een spanningsboog tussen geboorte en dood. Elk mens moet zich daar zelf, op zijn hoogsteigen manier, toe zien te verhouden.
Als het woord 'ziel' ergens betrekking op heeft, dan op de gevoeligheid voor deze dimensie, voor deze opdracht. Zo keert het ook terug in de levensfilosofie. In de bezinning op het raadsel van onze individualiteit.
De individuele ziel
Soms veranderen mensen hun naam. Dan gebeurt er iets. Je eigent je je bestaan toe. Je hebt je eigennaam veranderd in je eigen naam. Deze existentiële beslissing wijst op het raadsel van het wie, dat van mijn aanspreekbaarheid als mens. Dat je je een eigennaam toe-eigent, betekent dat je voor jezelf wenst in te staan, ethisch gezien: verantwoordelijkheid voor jezelf wil dragen. Mijn naam vertegenwoordigt namelijk niet alleen wat ik ben- vrouw, blank, supervisor-, mijn naam staat ook voor mijn aanspreekbaarheid als dit unieke, onvervangbare wezen.
Dit alles gebeurt op grond van een raadsel dat niet samenvalt met dat van onze hersenen. Het is vreemd dat de wetenschap de pretentie heeft dat ze vanuit de kleinste deeltjes dit raadsel meent te
kunnen begrijpen. Als je vertrekt bij wat je in handen méént te hebben- de hersenen- , kom je nooit meer bij het geheel uit. Alleen al omdat je dan de hele omgeving wegdenkt, terwijl die essentieel is voor de ervaring van ons mens-zijn.
Zit de geest in het brein, zoals de stemming in een feestje? De geest kan in geen geval buiten ons lichaam bestaan. En wat de stemming betreft: een stemming is geen zaak van het brein, maar van het gemoed. het gemoed omvat het brein. En niet alleen
dat; juist in het gemoed zijn wij één met onze omgeving. Vandaar dat de stemming, die onze gemoedstoestand in zich bergt en registreert, in het feestje kan zitten. Het unieke van het woord 'stemming' is dat het betrekking heeft op een dimensie
die om ons heen ligt. Net als bij 'geest' kunnen we spreken van een stemming die heerst.
Is het brein een intermediair van de geest, net zoals het feestje van de stemming? Neem een neuropsycholoog die schrikreacties onderzoekt. Heeft hij vrees of angst te pakken als hij deze reacties op zijn beeldscherm ziet oplichten? Nee, het eerste en het laatste blijft de vrees en de angst zoals wij die daadwerkelijk voelen. het bang of angstig zijn.
Het woord 'ziel' staat voor het hele ondoorgrondelijke veld van iemands herkomst en bestemming. Huist dat in ons, of huizen wij in dat veld?